Naast dat verschil op fiscaal niveau (zie vraag "Pensioenspaarfonds of pensioenspaarverzekering? Wat zijn de fiscale verschillen?") zal de keuze om te werken met een pensioenspaarfonds (bank) of een pensioenspaarverzekering (verzekeraar) ook een impact hebben op de flexibiliteit en de mogelijkheden van het product.
In een pensioenspaarfonds wordt enkel geïnvesteerd in beleggingsfondsen. Sommige banken bieden verscheidene fondsen aan en men kan dan overschakelen van een dynamisch fonds naar een defensief fonds, of omgekeerd. Bij banken die slechts één pensioenspaarfonds aanbieden, kan men doorgaans enkel beleggen in een dynamisch fonds. Bovendien kan men geen aanvullende waarborgen onderschrijven voor een dekking in geval van overlijden en/of arbeidsongeschiktheid. In geval van overlijden valt het spaarkapitaal onder de nalatenschap.
Bij een pensioenspaarverzekering kan men het soort belegging kiezen volgens de eigen behoeften en wensen: investeren in een beleggingsfonds (tak 23) of in een product met een gewaarborgd minimumrendement (tak 21) of nog in een combinatie van beide. Bovendien bieden de meeste pensioenspaarverzekeringsproducten de mogelijkheid om aanvullende waarborgen te onderschrijven voor bescherming in geval van overlijden (kapitaal naar keuze), ziekte (de spaarpremies worden betaald door de verzekeraar, of er kan eventueel nog een aanvullend inkomen worden gestort) of een ongeval (aanvullend kapitaal). Tot slot kan de begunstigde bij eventueel overlijden vrij gekozen worden door de verzekeringnemer. Het is dus ook mogelijk om de nalatenschap van de overledene te weigeren en het voordeel van de verzekering te aanvaarden.